"De agri- en foodsector staat voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen. Wij leiden studenten op die verantwoordelijkheid durven nemen. Ze zien kansen, durven risico’s te nemen en hebben visie. We bevorderen hun ondernemende houding", vertelt Meerse. Dat dit een positieve uitwerking heeft, merkt hij wel aan de reacties die hij geregeld krijgt uit het bedrijfsleven. Bijna 90% van de studenten heeft aan het eind van het vierde jaar een baan in het vooruitschiet.
Binnen de opleiding Bedrijfskunde & Agribussiness ligt de focus op ondernemen in of mét het bedrijf. Naast deze opleiding hebben ook de opleidingen Dier- en veehouderij en Tuinbouw & Akkerbouw het bijzonder Kenmerk. Daar ligt de focus meer op het starten en leiden van een bedrijf. De hogeschool heeft daarmee drie opleidingen met dit predicaat.
Student company
Nauw contact met het bedrijfsleven is voor de hogeschool een belangrijk aandachtspunt. Vanaf het eerste studiejaar zijn studenten van de studie Bedrijfskunde & Agrifoodbusiness in contact met ondernemers door middel van stages of opdrachten die ze voor hen doen; bijvoorbeeld in de vorm van assessments. Ook richten studenten tijdens hun tweede studiejaar een zogenoemde student company op. Ze moeten in een periode van negen maanden tijd een innovatief product op de markt brengen en aandeelhouders tevreden stellen. Studenten werken in groepjes van vijf studenten en worden begeleid door een docent én een ondernemer. De studenten runnen hun eigen onderneming; van idee tot en met de verkoop van het product. Sommige student companies maken na de negen maanden een doorstart en zijn nog altijd actief. De ondernemende expertise komt ook uit het team zelf. Dit team bestaat uit een groot aantal docenten, die naast hun functie binnen de hogeschool ook ondernemer zijn of een ondernemende rol hebben binnen een bedrijf.