een groene stedelijke leefomgeving van boven

‘We moeten de natuur stap voor stap integreren in onze steden’

Publicatie datum
Content type
Blog

Het wordt vaak gepresenteerd als een tegenstelling: moeten we meer woningen bouwen, of de natuur de ruimte geven? In hun nieuwe boek brengen Gideon Spanjar en Frank Suurenbroek  die twee samen en bieden ze praktische handvatten om vorm te geven aan natuurinclusieve gebiedsontwikkeling. 

Bij elk bezoek aan ecowijk De Buitenkans in Almere ziet Gideon Spanjar hetzelfde: bewoners die samen werken aan het gemeenschappelijke groen in hun buurt. ‘Bewoners spelen een cruciale rol bij het in stand houden van natuurinclusieve wijken’, zegt Spanjar. ‘Als zij zich eigenaar voelen van hun omgeving, dan houden ze daar veel meer toezicht op.'

Het is een van de lessen uit het boek Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling – van pionieren tot governance. Spanjar is senior onderzoeker bij de Hogeschool van Amsterdam en lector Innovatie & Groenstedelijke Ruimte bij Aeres Hogeschool. Hij schreef het boek samen met onder meer Frank Suurenbroek, lector Bouwtransformatie bij de Hogeschool van Amsterdam.

Medina eindhoven gideon spanjar
Medina, Eindhoven  (© Gideon Spanjar)

Kijken naar governance

Het boek beschrijft hoe de toenemende verstedelijking een belangrijke rol speelt bij klimaatverandering, de afname van biodiversiteit en de uitstoot van broeikasgassen. Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling – waarbij de natuur de ruimte krijgt en bouwmaterialen uit de natuur worden gebruikt – kan de negatieve gevolgen van verstedelijking tegengaan. Het belang hiervan wordt de laatste jaren dan ook steeds meer erkend. 

Toch is dit in de praktijk nog nauwelijks terug te zien. ‘Het formuleren van ambities voor natuurinclusieve gebiedsontwikkeling is niet zo ingewikkeld, maar de concrete realisatie ervan is een uitdaging’, stellen de auteurs in het boek. Centraal staat dan ook de governance van natuurinclusieve gebiedsontwikkeling. ‘Met andere woorden: aan welke knoppen kun je draaien vanuit de overheid? En hoe kun je natuurinclusief ontwerpen vanuit stedenbouw, (landschaps)architectuur en ecologie?’, zegt Spanjar. 

Natuurlijke oplossingen

Is er wel voldoende besef over wat natuur en groen kan doen voor breinvriendelijk werken? ‘Als onderzoeker zou je misschien van mij verwachten dat ik eerst meer onderzoek wil naar wat effectief groen kan doen voor een leeromgeving. Maar ik wil juist dat de praktijk met bestaande inzichten aan de slag gaat en al doende verder leert. Ik wil graag samen met de praktijk verder leren hoe je het goed doet.’

Ook Jan Willem van Kasteel, huisvestingsadviseur bij ICSadviseurs, is groot voorstander van meer opvolging van bestaand onderzoek. ICSadviseurs, adviesbureau voor maatschappelijk vastgoed, richt zich op het realiseren van duurzame en prettige leer- en werkomgevingen. Het breinvriendelijk inrichten hiervan sluit naadloos aan op wat zij doen. De adviseurs begeleiden de ontwikkeling van het gebouw inclusief de inrichting van A tot Z, startend met het ophalen van behoeften bij opdrachtgevers en gebruikers. ‘Het vertrekpunt is wat ons betreft: hoe draagt het goed inpassen van groen in en rondom een gebouw bij aan het reduceren van de hoeveelheid installatietechniek die er nodig is? Mensen beïnvloeden graag het binnenklimaat, maar er mag ook wat meer acceptatie komen voor meer natuurlijke oplossingen.’

Naast vergroening in schoolgangen en lokalen, moet het volgens Van Kasteel dus ook gaan om de relatie tussen binnen en buiten. Die scheidingslijn is vaak nog te hard, hoewel ze veel met elkaar van doen hebben. Schoolbesturen doen er verstandig aan om in beide te investeren en kunnen daardoor volgens de huisvestingsadviseur ook juist besparen. ‘Ondanks dat rekenmethodieken voor klimaatinstallaties geen rekening houden met het effect van groene beplanting of bomen rondom gebouwen – wat bijdraagt aan het reduceren van hittestress rondom het gebouw - kan het toepassen daarvan juist bijdragen aan het verminderen van de koelbehoefte in het gebouw waarmee er dus minder techniek en energie nodig is.’

Van Kasteel en Methorst dienden gezamenlijk in 2023 een onderzoeksvoorstel in om een door de docentonderzoeker te ontwikkelen “groenewaardenkaart” in de praktijk te testen. De waardenkaart kan beslissers helpen om vroeg in het proces de diverse waarden die groen kan toevoegen te verwoorden. Vervolgens helpt dit in het vervolg van het bouwproces om op deze waarden te sturen.

Het Ankarpark in Malmo, ontworpen met verschillende biotopen
Het Ankarpark in Bo01, Malmö, is ontworpen met diverse biotopen (© Aiste Janciauskaite)

Natuur als een add-on

Wat opvalt bij de analyse van de ecowijken uit de jaren negentig, zijn de ambitieuze doelen die zij stelden: klimaatadaptatie toepassen en zelf energie opwekken, maar ook de sociale cohesie bevorderen. ‘Ecowijken in Nederland en daarbuiten hadden heel veel kwaliteiten in zich’, zegt Spanjar. ‘Je zou verwachten dat dit een solide basis vormde waarop we in de jaren daarna konden voortbouwen, maar er leek juist een soort versmalling van het begrip natuurinclusief te ontstaan.’

Hij schetst hoe er vaak pas aan het einde van het planproces aandacht aan natuur werd besteed. ‘Natuur werd een soort add-on, iets wat we er nog even bij moesten doen. Bijvoorbeeld door een paar nestkasten en bijenhotels te plaatsen. Terwijl het zo belangrijk is om ook de juiste biotopen voor de aanwezige soorten te ontwikkelen.’

Puntensysteem schept duidelijkheid

Een goed puntensysteem kan volgens de auteurs helpen om de waarde van natuurinclusieve maatregelen tastbaar te maken. 'Veel ontwikkelaars willen graag een groene omgeving maken, maar ze hebben helderheid nodig over wat andere partijen willen’, benadrukt Suurenbroek. ‘Een puntensysteem kan helpen om dat concreet te maken.' 

Dat gebeurt in de eerste plaats door natuurinclusieve ambities te vertalen naar maatregelen. Daarnaast werken puntensystemen steeds vaker met doelsoorten. Spanjar: ‘Daardoor wordt het heel duidelijk voor landschapsarchitecten: we willen deze soort accommoderen, daar horen deze maatregelen bij. Bijkomend voordeel is dan dat andere soorten daar ook goed gedijen.' Daarbij is het belangrijk om niet alleen te kijken naar de eigen kavel, maar de verbinding te zoeken met andere schaalniveaus: van straat tot buurt, stad en omliggend gebied.

(Op tijd) afspraken maken

Toch maakt het boek één ding glashelder: met een puntensysteem alleen ben je er niet. Dit komt onder meer omdat natuurinclusieve eisen vaak niet wettelijk verplicht zijn en dus niet zijn af te dwingen. ‘Ook als ze in een plan staan, betekent het dus niet automatisch dat ze worden uitgevoerd’, waarschuwt Suurenbroek. Hoe kun je natuurinclusieve ambities toch borgen in het planproces? In een reeks interviews met professionals hebben de auteurs verkend op welke manieren het nu al gelukt is om dit in de praktijk voor elkaar te krijgen.

De interviews laten zien dat er uiteenlopende manieren zijn om zaken als financiering en onderhoud goed te regelen. Tijdig handelen is daarbij essentieel, geeft Suurenbroek aan. ‘Er zijn maar bepaalde momenten in het proces van gebiedsontwikkeling dat je dat soort zaken kunt regelen. Het vereist bijna een soort waakzaamheid om te zien op welk moment je moet handelen en wie je moet betrekken.’

Zo beschrijft Emiel Arends, stedenbouwkundige en planoloog bij de gemeente Rotterdam, hoe ze al in het planproces de maatschappelijke culturele functies van gebouwen hebben vastgelegd. Dit om te voorkomen dat grote spelers als Starbucks en Bagels&Beans ruimtes na oplevering overnemen. Via het publiekrecht was dit niet af te dwingen, maar door een alternatieve route via het privaatrecht lukte het uiteindelijk toch.

Een groeiplan opstellen

Een andere belangrijke les uit het boek is het regelen van het onderhoud na oplevering van een natuurinclusief project. ‘Eigenlijk is het onderhoudsplan nog belangrijker dan het ontwerp’, stelt Spanjar. Zelf spreekt hij liever van een groeiplan. ‘Met welke maatregelen kun je de groei van de natuur begeleiden? Dit moet je al in het puntensysteem borgen. Want als je het onderhoud niet goed regelt, dan verliest een project aan waarde. In Malmö bleek daardoor dat de kwaliteit van de natuur twintig jaar na realisatie enorm was afgenomen.’

Zo’n groeiplan valt of staat met de betrokkenheid van bewoners. Dat is soms best een uitdaging, erkent Suurenbroek. ‘Na de oplevering van een project is het groen vaak nog niet zo zichtbaar als bewoners zich hadden voorgesteld. Dat heeft tijd nodig. Wel zijn er verschillende strategieën om ervoor te zorgen dat het groen vanaf de start wat meer volgroeid is. Die kunnen ervoor zorgen dat bewoners zich betrokken blijven voelen bij het project en het onderhoud.'

Daarnaast kan ook educatie de betrokkenheid vergroten. Zo leerden nieuwe bewoners van het GWL-terrein in Amsterdam tijdens een safari van de ecoloog over de waarde van de ecowijk. En dat werkt, ziet Spanjar. ‘Het succes van het GWL-terrein en De Buitenkans in Almere is mede te danken aan het feit dat een deel van het onderhoud wordt gedaan door bewoners. Die koppeling met sociale waarden is heel belangrijk. Dat zie ik nog te weinig terug in de Nederlandse puntensystemen.'

Natuurinclusief als tussenstap

Kritisch blijven kijken naar puntensystemen is sowieso een belangrijk advies van de auteurs. 'Een puntensysteem mag geen statisch instrument zijn’, waarschuwt Spanjar. ‘Want als een maatregel nu heel ambitieus is, wil dat niet zeggen dat dat morgen nog steeds zo is.’ Gemeenten en andere overheden zouden hun ambities volgens hem steeds moeten bijsturen en vertalen naar nieuwe maatregelen in hun puntensysteem.

‘Natuurinclusief wil zeggen dat je ontwerpt met de natuur. Dat gaat niet van de ene op de andere dag’, zegt hij. ‘We moeten stap voor stap bekijken hoe we natuur kunnen integreren in ons stedelijk weefsel. Uiteindelijk moeten we toe naar ‘nature-based’ gebiedsontwikkeling. Dat wil zeggen vanuit een ecosysteembenadering gebieden duurzaam ontwikkelen. Maar voor nu is natuurinclusief een goede tussenstap.'

Dit artikel is geschreven door Nina Visser, Redacteur Onderzoek bij de Hogeschool van Amsterdam

Het boek natuurinclusieve ontwikkeling staat op een tafel

Boekpresentatie 27 januari 2025

Het boek Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling – van pionieren tot governance is geschreven door Gideon Spanjar, Frank Suurenbroek, Patrick Limpens en Sába Schramkó. Er is ook een Engelse editie beschikbaar: Nature-Inclusive Urban Development – From Experiments to Governance.

De boekpresentatie vindt plaats op 27 januari bij Pakhuis De Zwijger in Amsterdam. Toegang is gratis. Je kunt je hier aanmelden. 

De publicatie is gebaseerd op het onderzoeksproject Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling van Aeres Hogeschool, de Hogeschool van Amsterdam, Avans Hogeschool en Van Hall Larenstein.

Het boek is medegefinancierd door NWO-SIA, het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Almere 2.0. Meer informatie is te vinden op de site van nai010 uitgevers.

In dit artikel:

Gideon Spanjar Lector-Professor Innovatie & Groenstedelijke Ruimte
Gideon Spanjar